89/Al-Fajr-2: Bij de tien nachten. (De eerste tien dagen en nachten van de maand Dzoelhiddjah)
89/Al-Fajr-6: Heb jij niet vernomen hoe jouw Heer de 'Âd heeft behandeld?
89/Al-Fajr-8: Zoals nog nooit een stad is geschapen in de landen?
89/Al-Fajr-9: En de Tsamôed die de rotsen uithieuwen in de vallei?
89/Al-Fajr-13: Toen deed jouw Heer de gesel van de bestraffing op hen neerdalen.
89/Al-Fajr-15: Wat de mens betreft, wanneer zijn Heer hem op de proef stelt en hem aanzien geeft en hem genietingen schenkt, dan zegt hij: "Mijn Heer heeft mij geëerd."
89/Al-Fajr-16: Maar wanneer Hij hem beproeft, en dan zijn voorzieningen beperkt, dan zegt hij: "Mijn Heer heeft mij vernederd."
89/Al-Fajr-18: En jullie sporen elkaar niet aan tot het voeden van de behoeftigen.
89/Al-Fajr-23: En op de Dag dat de Hel wordt getoond, op die Dag zal de mens zich (zijn slechte daden) herinneren, maar wat baat hem dan nog de herinnering?