53/An-Najm-2: Jullie metgezel (de Profeet) dwaalt niet en hij is niet misleid.
53/An-Najm-4: Het is niets anders dan een Openbaring die aan hem geopenbaard is.
53/An-Najm-6: Een bezitter van wijsheid, en hij (Djibrîl) verscheen (in zijn aardse vorm).
53/An-Najm-9: Zodat hij zich op een afstand van twee booglengten (van Moehammad) bevond, of dichterbij.
53/An-Najm-10: Toen openbaarde Hij aan Zijn dienaar wat Hij openbaarde.
53/An-Najm-12: Willen jullie (veelgodenaanbidders) dan redetwisten over wat hij zag?
53/An-Najm-13: En voorzeker, hij (Moehammad) heeft hem (Djibrîl) bij een andere neerdaling gezien.
53/An-Najm-15: Daarbij is de Tuin van de Verblijfplaats (het Paradijs).
53/An-Najm-18: Voorzeker, hij heeft de grote Tekenen van zijn Heer gezien.
53/An-Najm-19: Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al Lâta en al 'Oezza?
53/An-Najm-23: Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allah heeft daarover geen bewijs neergezonden. Zij volgen niets dan vermoedens en wat de zielen begeren. Voorzeker, er is tot hen van hun Heer de Leiding gekomen.
53/An-Najm-25: Aan Allah behoort het laatste (en het Hiernamaals) en het eerste (het wereldse leven).
53/An-Najm-26: En hoeveel Engelen zijn er niet in de hemelen wier voorspraak niets baat, behalve nadat Allah toestemming geeft voor wie Hij wil en voor wie Hem behaagt?