52/At-Tur-16: Gaat haar binnen en weest geduldig of weest ongeduldig; het zal voor jullie niets uitmaken. Voorwaar, jullie worden slechts vergolden naar wat jullie plachten te verrichtten."
52/At-Tur-17: Voorwaar, de Moettaqôen bevinden zich in Tuinen (het Paradijs) en in genietingen.
52/At-Tur-18: Zich verheugend over wat hun Heer hun heeft gegeven. En hun Heer heeft hen behoed voor de straf van de Hel.
52/At-Tur-19: (Er wordt gezegd:) "Eet en drinkt smakelijk wegens wat jullie plachten te verrichten."
52/At-Tur-20: Leunend op rustbanken, tegenover elkaar. En Wij zullen hen huwen met schone maagden.
52/At-Tur-21: En degenen die geloven en die in het geloof gevolgd worden door hun nakomelingen: Wij voegen hun nakomelingen bij hen en Wij verminderen (de beloning voor) hun daden niet. Ieder mens staat borg voor wat hij verrichtte.
52/At-Tur-22: En Wij geven hun vruchten en vlees, van welke soort zij wensen.
52/At-Tur-23: Zij reiken daar elkaar een beker aan waarbij geen onzin en geen zondigheid is.
52/At-Tur-24: En onder hen gaan jongelingen rond die lijken op welbewaarde parels.
52/At-Tur-25: Zij zullen zich tot elkaar wenden en elkaar vragen stellen.
52/At-Tur-26: Zij zeggen: "Voorwaar, wij waren vroeger temidden van onze verwanten bevreesd (voor Allah).
52/At-Tur-27: Allah begenadigde ons toen en Hij behoedde ons voor de bestraffing van de verschroeiende wind.
52/At-Tur-28: Voorwaar, Wij plachten Hem vroeger aan te roepen: voorwaar, Hij is de Weldoener, de Meest Barmhartige."
52/At-Tur-29: Vermaan daarom, jij bent door de Genade van jouw Heer geen waarzegger en geen bezetene.
52/At-Tur-30: Of zeggen zij: "Een dichter, wij wachten af of het noodlot hem met ongeluk zal treffen."
52/At-Tur-31: Zeg (O Moehammad): "Wacht maar af: voorwaar, Ik behoor met jullie tot de afwachtenden."