50/Qaf-2: Zij zijn zelfs verbaasd dat er uit hun midden een waarschuwer tot hen is gekomen, zodat de ongelovigen zeggen: "Dat is een verbazingwekkende zaak!
50/Qaf-3: Als wij gestorven zijn, en stof zijn geworden (worden wij dan weer opgewekt?) Dat is een onwaarschijnlijke terugkeer."
50/Qaf-4: Waarlijk, Wij weten wat de aarde van hen zal wegnemen, en aan Onze Zijde is een Boek dat nauwkeurig bijgehouden wordt.
50/Qaf-5: Zij loochenden zelfs de Waarheid toen die tot hen kwam, daarom nemen zij een verward standpunt in.
50/Qaf-6: Kijken zij dan niet naar de hemel boven hen, hoe Wij die gebouwd hebben en hoe Wij die versierd hebben en hoe die geen enkele scheur heeft?
50/Qaf-7: En hoe Wij de aarde uitgespreid hebben en Wij daarop stevige bergen geplaatst hebben en Wij daarop allerlei mooie gewassen deden groeien?
50/Qaf-8: Als lering en herinnering voor iedere berouwvolle dienaar.
50/Qaf-9: En Wij hebben uit de hemel gezegend water neer doen dalen, waarna Wij daarmee tuinen deden groeien en graan van oogstbare gewassen.
50/Qaf-10: En rijzige dadelpalmen met boven elkaar gevoegde kolven.
50/Qaf-11: Als een voorziening voor de dienaren. En Wij brengen daarmee (water) het dode land tot leven. Zo zal ook de Opwekking zijn.
50/Qaf-12: Vóór hen loochende het volk van Nôeh, en de bewoners van Rass en de Tsamôed.
50/Qaf-13: En de 'Ad, en Fir'aun en de broeders van Lôeth.
50/Qaf-14: En de bewoners van Aikah en het volk van Toebba'. Allen loochenden de Boodschappers. Daarom was de bestraffing terecht.
50/Qaf-15: Waren Wij dan niet in staat tot de eerste schepping? Zij verkeren beslist in twijfel over een nieuwe schepping.