38/Sad-27: En Wij hebben de hemel en de aarde en wat dartussen is niet voor niets geschapen. Dat is een vermoeden van degenen die ongelovig zijn. Wee daarom degenen die niet in de Hel geloven.
38/Sad-28: Zullen Wij degenen die geloven en goede werken verrichten behandelen als de verderfzaaiers op de aarde? Of zullen Wij de Moettaqôen be handelen als de verdorvenen?
38/Sad-29: (Dit is) een gezegend Boek dat Wij aan jou hebben neergezonden opdat zij Zijn Verzen zullen overpeinzen en opdat de bezitters van verstand er lering uit trekken.
38/Sad-30: En Wij schonken Dâwôed Soelaimân, de beste dienaar. Voorwaar, hij is de meest berouwtonende.
38/Sad-31: (Gedenkt) toen hem in de avond dc snelle raspaarden werden getoond.
38/Sad-32: Toen zei hij: "Voorwaar, ik koesterde de liefde voor het goede ten koste van het gedenken van mijn Heer, totdat zij onzichtbaar werden door de zonsondergang.
38/Sad-33: Brengt ze naar mij terug." Daarna begon bij (de paarden) over de benen en de halzen te stirijken.
38/Sad-34: En voorzeker, Wij hebben Soelaimân op de proef gesteld en Wij zetten (hem) op zijn zetel, als een lichaam, waarna hij berouw toonde.
38/Sad-35: Hij zei: "Mijn Heer, vergeef rnij, en schenk mij een koninkrijk dat niemand na mij ooit zal bezitten. Voorwaar, U bent de Schenker.
38/Sad-36: En Wij maakten de wind un hem dienstbaar, die volgzaan waaide op zijn bevel, waarheen bij wilde.
38/Sad-37: En (ook) de Satans, allen waren bouwers en duikers.
38/Sad-38: En andere (Satans) vastgebonden in ketenen.
38/Sad-39: Dat is een ge-schenk van Ons, geef (het) dan weg of houd (het) achter; zonder afrekening.
38/Sad-40: En voorwaar, voor hem is er bij Ons zeker (Onze) nabijheid en de beste plaats van terugkeer.
38/Sad-41: En gedenk Onze dienaar, Ayyôeb, toen hij tot zij Heer riep: "Voorwaw, de Satan heeft mij getroffen met tegenspoed en bestraffing."
38/Sad-42: (Allah antwoordde:) "Stamp met jouw voet, dit is koel water om te baden en om van te drinken."