26/Ash-Shu'ara-3: Misschien zou jij jezelf vernietigen van verdriet omdat zij geen gelovigen zijn.
26/Ash-Shu'ara-4: Als Wij het gewenst hadden, hadden Wij een Teken uit de hemel tot hen doen neerdalen, zodat hun nekken ervoor gebogen bleven.
26/Ash-Shu'ara-5: Er komt geen nieuwe Vemaning van de Erbarmer tot hen, of zij wenden zich eman af.
26/Ash-Shu'ara-6: Voorzeker, zij loochenden, maar berichten over wat zij plachten te bespotten zullen tot hen komen.
26/Ash-Shu'ara-7: Kijken zij dan aiet naar de aarde, hoeveel Wij er van allerlei rijke soorten grwassen op doen groeien?
26/Ash-Shu'ara-8: Voorwaar, daarin is zeker een Teken, maar de meesten van hen zijn geen gelovigen.
26/Ash-Shu'ara-9: En voorwaar, jouw Heer: Hij is zeker de Almachtige, Meest Barmhartige.
26/Ash-Shu'ara-10: (Gedenk) toen jouw Heer Môesa opriep: "Ga naar het volk van de onrechtvaardigen.
26/Ash-Shu'ara-13: En dat mijn borst zich zal vernauwen en dat ik niet vloeiend zal spreken, zend daarom (de Engel) naar Hârôen.
26/Ash-Shu'ara-14: En zij hebben (een beschuldiging van) een misdaad tegen mij en ik ben bang dat zij mij zullen doden."
26/Ash-Shu'ara-15: Hij (Allah) zei: "Nee, gaat dus beiden met Onze Tekenen: voorwaar, Wij zijn met jullie, luisterend.
26/Ash-Shu'ara-16: Gaat daarom naar Fir'aun en zegt: "Voorwaar, wij zijn de Boodschappers van de Heer der Werelden.
26/Ash-Shu'ara-18: Hij (Fir'aun) zei: "Hebben wij jou niet als een kind onder ons opgevoed en verbleef jij geen jaren van jouw leven onder ons?