21/Al-Anbiya-58: Toen sloeg hij hen allemaal in stukken, behalve de grootste van hen, misschien zouden zij tot bem terugkeren.
21/Al-Anbiya-59: Zij zeiden: "Wie heeft dat met onze afgoden gedaan? Voorwaar, hij behoort tot de onrechtplegers!"
21/Al-Anbiya-60: Zij zeiden: "Wij hebben een jongeman over hen boren spreken, Ibrâhîm wordt hij genoemd."
21/Al-Anbiya-61: Zij zeiden: "Brengt hem dan onder de ogen van de mensen, hopelijk zullen zij getuigen."
21/Al-Anbiya-63: Hij zei: "Nee, de grootste van hen heeft het gedaan. Dus ondervraagt hen maar, als zij kunnen spreken."
21/Al-Anbiya-64: Toen kwamen zij tot zichzelf, en zeiden (tegen elkaar): "Voorwaar, jullie zijn zelf de onrechtplegers."
21/Al-Anbiya-65: Toen bogen zij hun hoofden (en zeiden:) "Voorzeker, jij weet dat zij niet kunnen spreken."
21/Al-Anbiya-66: Hij (Ibrâhîm) zei: "Aanbidden jullie dan (een god) naast Allah, die jullie in niets baat en niet schaadt?
21/Al-Anbiya-67: Foei jullie een wat jullie naast Allah aanbidden. Begrijpen jullie dan niet?"
21/Al-Anbiya-68: Zij (de ongelovigen) zeiden: "Verbrandt hem en helpt jullie goden, als jullie (iets willen) doen."
21/Al-Anbiya-70: En zij wilden een list tegen hem beramen, maar Wij maakten hen tot de grootste verliezers.
21/Al-Anbiya-71: En Wij redden hem en Lôeth naar het land dat Wij gezegend hebben voor de wereldbewoners.
21/Al-Anbiya-72: En Wij schonken hem Ishâq en Ya'qôeb als een geschenk. En Wij maakten ieder van hen tot oprechten.