19/Maryam-26: Dus eet en drink en verkoel jouw ogen. Maar als jij iemand ziet, zeg dan: "Voorwaar, ik heb de Barmhartige belooft te vasten, dus zal ik vandaag tot geen mens spreken."
19/Maryam-27: Toen ging zij naar haar volk, hem ('Îsa) dragend. Zij zeiden: "O Maryam, jij hebt iets vreemds gedaan.
19/Maryam-28: O zuster van Hârôen, jouw vader was geen slechte man en jouw moeder was geen onzedelijke vrouw."
19/Maryam-29: Daarop wees zij naar hem. Zij zeiden: "Hoe kunnen wij spreken met een baby, die nog als kind in de wieg ligt?"
19/Maryam-30: Hij ('Îsa) zei: "Voorwaar, ik ben een dienaar van Allah. Hij heeft mij de Schrift gegeven en mij tot een Profeet gemaakt.
19/Maryam-31: En Hij heeft mij gezegend waar ik ook ben en Hij heeft mij bevolen de shalât te verrichten en de zamt (te betalen), zolang ik leef.
19/Maryam-32: En om goed te zijn voor mijn moeder. En Hij heeft mij niet als een arrogante ongehoorzame gemaakt.
19/Maryam-33: Vrede zij met mij op de dag dat ik geboren werd en op de dag dat ik sterf en op de dag dat ik tot leven word opgewekt."
19/Maryam-34: Dat is 'Îsa, zoon van Maryam, het Woord van Waarheid waaraan zij twijfelen.
19/Maryam-35: Het is niet passend voor Allah om een zoon te hebben, Heilig is Hij, als Hij iets bepaalt, zegt Hij er slechts tegen: "Wees," en het is.
19/Maryam-36: (Zeg:) "En voorwaar, Allah is mijn Heer en jullie Heer: dus aanbidt Hem, dit is het rechte Pad."
19/Maryam-37: Maar de groepen verschilden onderling van mening; dus wee hen die niet geloven getuige te zijn van de geweldige Dag.
19/Maryam-38: Hoeveel beter zullen zij luisteren en hoeveel scherper zullen zij zien op de Dag dat zij tot Ons zullen komen! Maar de onrechtvaardigen verkeren in duidelijke dwaling.