12/Yusuf-53: Ik verklaar dat ikzelf niet onschuldig ben. Voorwaar, de ziel spoort aan tot het kwade, behalve bij wie door mijn Heer benigd is. Voorwaar, mijn Heer is Vergevensgezind, Meest Barmhartig."
12/Yusuf-54: rui de koning zei: "Brengt hem bij mij, ik maak hem tot mijn vertrouweling. En toen hij tot hem sprak, zei hij: "Voorwaar, vandaag ben jij aan onze zijde een geëerde en betrouwbare."
12/Yusuf-55: Hij zei: "Maak mij (beheerder) over de schatten van het land. Voorwaar, ik ben een kundige beheerder."
12/Yusuf-56: En zo gaven Wij Yôesoef een machtige positie in het land, hij vedigde zich daarin zoals hij wilde. Wij geven onze Barmhartigheid aan wie Wij willen, Wij doen de beloning van de weldoeners niet verloren gaan.
12/Yusuf-57: En de beloning van het Hiernamaals is zeker beter voor degenen die geloofden en (Allah) vreesden.
12/Yusuf-58: En de broeders van Yôesoef kwamen en zij traden bij hem binnen. Toen herkende hij hen, terwijl zij hem niet herkenden.
12/Yusuf-59: En toen hij hen had voorzien van proviand, zei hij: "Brengt mij jullie broeder van jullie vaders kant (Benyamin). Zien jullie niet dat ik de volle maat geef, en dat ik de beste van de gastheren ben?
12/Yusuf-60: Als jullie hem niet bij mij brengen, krijgen jullie geen maat (graan) meer en benadert mij (dan) niet meer."
12/Yusuf-61: Zij zeiden: "Wij zullen proberen om zijn vader over te halen om hem mee te laten komen. Voorwaar, wij zullen het zeker doen."
12/Yusuf-62: Hij (Yôesoef) zei tegen zijn gezel: "Stop hun ruilmiddelen in hun proviandzakken, zodat zij het kunnen ontdekken als zij terugkeren tot hun familie. Hopelijk zullen zij terugkeren."
12/Yusuf-63: Toen zij bij hun vader terugkeerden, zeiden zij: "O onze vader, het graan wordt ons onthouden, laat onze broeder met ons mee gaan, zodat wij graan krijgen. En voorwaar, wij zullen zeker over hem waken."